OUDE GELUKSWIJSHEID

Geluk is altijd de allerdiepste behoefte van mensen geweest. Beroemde wetenschappers, schrijvers en uitvinders – al voor Christus – verkondigden al veel wijsheid over geluk. Wijsheden waar we nu nog steeds veel van kunnen leren. Een greep uit uitspraken die mij raken.

Aristoteles (Filosoof 384 – 322 v.C)
Het geluk behoort aan hen, die aan zichzelf genoeg hebben.
Je hebt een beetje geluk nodig om gelukkig te worden.
Geluk is geheel afhankelijk van onszelf.
Het echte geluk is het onbeperkte gebruik van het verstand.

Plezier in het werk maakt perfectie in het werk.

Albert Einstein (Natuurkundige 1879-1955)
Ons eigen geluk hangt af van de glimlach van anderen.
Er zijn slechts twee manieren om je leven te leven: doen alsof niets een wonder is, en doen alsof alles een wonder is.
Tracht niet een man van succes te zijn, maar probeer liever een man van waarde te zijn.

Godfried Bomans (Schrijver 1913 – 1971)
Geluk wordt pas zichtbaar als het voorbij is.
Deel je brood en het smaakt beter. Deel je geluk en het wordt groter.
Geluk kun je niet kopen. Wat een geluk!

Boeddha (Spiritueel leider 450 v.C.)
Er is geen weg naar geluk, geluk is de weg.

Albert Schweitzer (Art, theoloog, filosoof 1875 – 1965)

Geluk is het enige wat zich verdubbelt wanneer je het deelt.
Succes is niet de sleutel tot geluk. Geluk is de sleutel tot succes.

Cees Buddingh (Letterkundige 1918 – 1985)
De enige morele opdracht die je hebt, is dat je zoektocht naar geluk niet ten koste gaat van het geluk van de ander.

Thomas Alva Edison (Uitvinder en oprichter van General Electric 1847 – 1931)
Elke poging die mislukt, brengt je een stap dichter bij het geluk.

Sophocles (Dichter 496 – 406 v.C.)
Een woord is soms al voldoende om het geluk van een mens te maken of te breken.
Eigenwijsheid is een ander woord voor domheid.
Een ander naar zijn beste krachten te helpen, is de hoogste taak.
Veel wijsheid ligt in korte woorden besloten.
Wat is kennis toch vreselijk als ze degene die ze heeft niet vooruit helpt.
Wij kennen ons geluk eerst wanneer het voorbij is.
Wat niet goed is om te doen, is ook niet goed om over te spreken.

Jean-Paul Sartre (Schrijver 1965 – )
Er zijn twee soorten armen. Degenen die samen arm zijn en degenen die alleen arm zijn. De eersten zijn de echten. De anderen zijn rijken die geen geluk hebben.

Friedrich Nietzsche (Dichter en filosoof 1844 – 1900)
Wat is funester dan te werken, te denken en te voelen zonder innerlijke noodzaak, zonder een diep persoonlijke keuze, zonder lust? Als een automaat van de ‘plicht’?

Kunst moet het wezen (de tegengestelde krachten) van de werkelijkheid uitbeelden.

De tijd is volgens Nietzsche een onafgebroken voortgaand medium, waar alleen het nu bestaat. Alles is vluchtig, niets is blijvend. De beweging van ontstaan en vergaan noemen we tijd, ze lost iedere identiteit op. (Deze visie van het zelf is vrijwel identiek met de boeddhistische visie).

Medelijden tast de waardigheid aan van degene die lijdt.

Geluk en ongeluk zijn tweelingen die samen opgroeien maar door het medelijden samen klein blijven. (lijden is belangrijk om te groeien)

In plaats van samen te lijden en zo de hoeveelheid lijden in de wereld te vergroten, zou men moeten leren zich samen te verheugen.

De ‘grote gezondheid’ is een leven dat opgaat in de natuur en alle krachten instinctief goed gebruikt zonder ze te laten aftappen door een metafysische schijnwereld.

Men moet door pijn getuchtigd worden tot steeds sterkere liefde voor het leven zoals het is en niet zoals een zwakke wil zou wensen dat het was.

Centraal in de doctrine van Nietzsche staat het besef dat:

  • zijn en schijn onlosmakelijk met elkaar verweven zijn;
  • er slechts één wereld is, waarmee we zullen moeten leren leven;
  • deze wereld een wereld van wording en een blind spel van krachten is, waarvan wij zelf de producten en dragers zijn;
  • wij deze krachten niet mogen verloochenen, maar zowel de bevrijdende (kracht, vreugde, dominantie, sterkte) als de smartelijke (leed, onherstelbaar verlies) kanten daarvan moeten omarmen;
  • elke verleiding om een bestaan en rechtvaardiging daarvan te zoeken buiten de zuivere natuurlijkheid van de mens een verzwakking van het leven is.

medelijden = “wellustig kijken naar lijdende mensen”.